In vergelijking met twintig jaar geleden kiezen steeds minder twintigers ervoor om te gaan samenwonen. Daarnaast gaan ook steeds meer twintigers die de sprong wagen en wel gaan samenwonen binnen vijf jaar uit elkaar. Dit blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Later samenwonen
Jongeren gaan dus steeds later samenwonen en wonen tot die tijd bij hun ouders of alleen. Dit heeft veel te maken met het feit dat zij langer aan het studeren zijn. Daarnaast speelt ook het huidige leenstelsel een grote rol. In de cijfers is te zien dat jongeren sinds de invoering van het leenstelsel langer bij hun ouders blijven. Dit waarschijnlijk om in die tijd geld te kunnen sparen om hun studie te betalen.
Woningmarkt
De gekte op de woningmarkt zal hier momenteel ook een rol bij spelen. Jongeren die op zichzelf wonen zullen minder snel hun huidige woning op willen geven, omdat het moeilijk is om een huis te vinden. Mocht het samenwonen toch niet bevallen, dan heb je een probleem.
Uit elkaar
Uit de cijfers van het CBS blijkt ook dat samenwonende twintigers eerder de handdoek in de ring gooien dan vroeger. Zo ging in 2016 18 procent van de samenwonende stellen binnen vijf jaar uit elkaar. In 2020 ging het om 23 procent. Hierbij valt wel op dat jongvolwassenen met een lager inkomen en laagopgeleiden vaker uit elkaar gaan. Daarnaast speelt hun werk hierin ook een belangrijke rol. Twintigers met een vast contract hebben meer kans om samen te blijven, dan als zij een tijdelijk contract hebben.